Kamer in Oostende

auteur: 
Koen Peeters
ISBN nummer: 
9789403160504
uitgeverij: 
De Bezige Bij
Body: 

Kamer in Oostende Koen Peeters.jpgEen schrijver vertelt over zijn jarenlange vriendschap met een
schilder. Telkens ontmoeten ze elkaar in Oostende, waar ze
allebei ooit de liefde van hun leven gevonden hebben. Ze lopen
rond in de Stad aan Zee met haar roekeloze talent voor toerisme,
fameuze kunstenaars en het zilveren Noordzeelicht. Ze
spreken af in hotels, flaneren, dwalen tussen de Oostendenaars.
Ze vertoeven in het gezelschap van vissers, Congolezen,
tragische architecten, Snoek en Claus, Spilliaert en Ensor. En
vrouwen. De schrijver en de schilder zijn nieuwsgierig, soms
opdringerig, nooit onbeschoft. Ze ontwikkelen een ironische
onderzoeksmethode, het perspectivisme, op zoek naar de Onvoltooid
Oostendse Tijd. Niets blijkt dan nog toevallig. In hun
ontmoetingen ontdekken ze hoe ze op zeldzame, kostbare,
melancholische momenten door elkaars ogen kunnen kijken.
Zelfs diep terug in de tijd

Met Kamer in Oostende brengt stilist Peeters een even fijnzinnig
als ontroerend boek.

Kijken en luisteren, niet per se in die volgorde, zijn twee deugden die, mits naar behoren beoefend, kunnen leiden tot inzicht en begrip. Bijvoorbeeld inzicht in tijden die voorbij zijn en begrip voor het iets dat er ooit was maar er niet meer is. Daar is geduld, aandacht en doorgaans enige concentratie voor nodig, niet alles openbaart zich immers meteen aan de kijker of luisteraar, die daarnaast zijn manier van luisteren en kijken nog eens moet afstemmen op wat er achter de dingen zit die hij hoort en ziet. Zoals je tussen de regels kunt lezen, kun je tenslotte evenzeer tussen de woorden luisteren en horen wat er niét wordt gezegd.

In ‘Kamer in Oostende’, het vijftiende boek van Koen Peeters, worden luisteren en kijken meermaals tot kunst verheven. De protagonisten in deze roman lijken behoorlijk veel op de schrijver zelf en op Koen Broucke, begaafd schilder (de afbeeldingen in dit boek staven dit epitheton). Maar, schrijft Peeters in zijn nawoord, “hier en daar lopen de zaken enigszins door elkaar. De tijd klopt niet altijd. Hotelnamen bijvoorbeeld, en ach, dat personages in een roman de naam dragen van echte mensen, mag niet betekenen dat ze dat ook zijn. Vaak lijken ze erop. Ik heb overdreven, soms flink gelogen. Ach, fictie”. Dat is een intrigerend uitgangspunt voor een verhaal over vriendschap, over een zoektocht naar het verleden van een stad dat zich openbaart in gesprekken, winkels, gebouwen en straten die door de jaren heen veranderd zijn, maar soms nog iets van de oude grandeur in zich dragen.

De schrijver en de schilder leren elkaar in een latere periode in hun leven kennen en sluiten al gauw een volstrekt onzelfzuchtige band van het soort dat we gerust vriendschap mogen noemen, die hen gedurende meerdere jaren geregeld naar Oostende brengt. Daar gaan ze op zoek naar de ‘Onvoltooid Oostendse tijd’, daartoe aangezet door de herinnering aan grote kunstenaren als James Ensor, Leon Spilliaert, Hugo Claus, Stefan Zweig, Paul Snoek, Joseph Roth en de vergeten schrijver Gaston Diribreux, die allen graag in de koningin der badsteden woonden of tijdelijk vertoefden. De methodiek die ze daarbij toepassen, is het perspectivisme, een visie die stelt dat we de werkelijkheid als zodanig niet kunnen kennen omdat alles vanuit een bepaald perspectief wordt bekeken. Charmant is overigens dat ze die methodiek met enige flexibiliteit en argeloosheid hanteren, waarmee ze hun zoektocht én zichzelf heerlijk relativeren. Deze houding, die doorschemert in de respectvolle wijze waarop ze hun gesprekspartners benaderen en bejegenen, geeft het verhaal extra cachet, extra karakter én extra elegantie. De schrijver en de schilder zijn immers geen ordinaire straatslijpers, maar gedistingeerde heren die hun wereld kennen en weten waar discretie eindigt en vrijpostigheid begint.

Op hun zoektocht naar sporen van het verleden komen ze dus personen tegen die niet alleen op bestaande mensen lijken, maar echte namen hebben zoals Charlotte Mutsaers, Erik De Kuyper, Bernard Dewulf en de eminente Ensor-kenner Xavier Tricot. Het leidt tot heerlijke gesprekken, schijnbaar achteloos of uit de losse pols, maar ze vormen telkens een nieuw stukje in de puzzel die de schrijver en de schilder zo graag willen leggen. De échte hoofdpersonen in deze glashelder geschreven roman zijn evenwel de gewone mensen waarmee Peeters en Broucke in contact komen, de straten van Oostende, de huizen van eerbiedwaardige leeftijd die ondanks de  sloop- en bouwwoede in de kuststad de staatsie en glorie van weleer uitademen. In die zin is ‘Kamer in Oostende’ niet alleen het opsporingswerk van twee nieuwsgierige heren naar ‘de verloren tijd’ (ja, zelfs Proust laat zijn gezicht even zien), maar tegelijk een eresaluut aan de nostalgie en de geschiedenis: “We wilden door andermans ogen kijken. Was het om onze eigen leegte te verbergen?  Was het om een diepe ontevredenheid met onszelf? Misschien, maar het was ook om te verhuizen naar andere, grotere gedachten. Broucke keek naar ruimtes, sferen en zocht daarvan de geschiedenis, terwijl ik de geschiedenis vooral wilde horen in woorden, toevallige gesprekken, levensverhalen. Vroeg of laat moesten wij elkaar wel ontmoeten in Oostende. Ik vertelde mezelf dat ik me moest haasten, ’s nachts kon ik daar niet van slapen. In Brouckes hoofd net zulke hijgerige bekentenissen. Broucke sleepte mij mee, en ik hem.”

Die wederzijdse aansporing, gestoeld op een niet te stillen, maar steeds onbevangen en onschuldige drang om te exploreren, te ontdekken en te ontsluieren (al is de weg naar het vinden voor beiden veel belangrijker dan het vinden zelf), leidt tot een boek dat van de eerste tot de laatste bladzijde boeit en doet ook de bereidwillige lezer verlangen naar lange, trage wandelingen door Oostende, naar beter kijken en nóg beter luisteren: “Luister vooral geduldig. Ja, luister geduldig en gulzig. Denk aan de oude Sigmund Freud, aan het hoofd van de sofa, waarop een cliënte ligt. Ze vertelt voluit aan hem. Af en toe helpt hij haar met een bemoedigend wenkje, een onschuldige vraag om verduidelijking, instemmend hummend. Hij wandelt mee in het verhaal terwijl uit de mond van de vrouw het verhaal met horten en stoten opstijgt en als de onderzoeker dat opschrijft, wordt de lezer getroffen door het vloeiende ervan, en de vreemdsoortige theorieën die de onderzoeker ermee – onlosmakelijk en sluiks – vervlochten heeft.”

Daarbij gaat het nooit om ‘ontmaskeren’, schrijft Peeters. “Er is geen schuldige, geen misdaad, er rookt nergens een moordwapen.” Het gaat al evenmin om het afwijzen van het heden, al doen de verzamelde aannemers in de stad meer dan gemiddelde moeite om het verleden te vervangen door wanstaltige en meestal volstrekt zielloze nieuwbouw. Het gaat om het kijken en luisteren. Om de poging om het verleden door het heden heen te zien. Om het proeven en ruiken van de zee. Om het maken van een wandeling waarbij alle zintuigen zover mogelijk openstaan om het verleden de plaats te geven die het verdient. En aan het eind van de wandelingen ligt er een prachtig boek klaar. Lees het.

Martin Overheul

prijs: 
€ 23.99