Afscheid. Gedicht uit de tijd van het virus

auteur: 
Cees Nooteboom
ISBN nummer: 
9789083048062
uitgeverij: 
Koppernik
Body: 

Afscheid.jpgDe bundel begon in een tuin, wat er beschreven werd waren mediterrane planten, maar wat er tevoorschijn kwam waren gedachten over de oorlog, beelden uit een ver verleden dat nooit is verdwenen. En daarna nam het gedicht nogmaals een wending toen een geheimzinnig virus ineens de wereld beheerste en het leven veranderde.

Afscheid is een indrukwekkende bundel, die ervan getuigt dat de dichter Cees Nooteboom in de loop der jaren alleen maar beter is geworden.

De eerste twee regels van het openingsgedicht in de nieuwe bundel van Cees Nooteboom bepalen de toon van wat nog komen moet: ‘Dit vroeg de man in de wintertuin zich af / het einde van het einde, wat kon dat zijn?’ In tijden van een pandemie zou dat einde wel eens die pandemie kunnen zijn, het einde een soort afscheid van een leven dat we ooit normaal vonden. Waarvan we de dagelijkse opeenvolging als vanzelfsprekend beschouwden. Die tijden lijken voorbij. Tegelijk is het einde ook het afscheid nemen van mensen die ons ontvallen. Wat in deze bundel al begint bij de opdracht vooraan in het boek, waarin de dichter afscheid neemt van twee bevriende ‘eilandbewoners’, en eindigt met het afscheid nemen van ‘mijn zelf’.

Tussen dat begin en einde krijgt de lezer 33 titelloze gedichten aangeboden in drie luiken van 11. Opvallend, elk gedicht heeft dezelfde structuur, drie strofen van vier regels en een slotregel. Daar zit een wiskundige wetmatigheid in die het leven niet kan bieden. Het biedt duidelijkheid en overzicht. Een tweede wetmatigheid is het gegeven dat het gedicht de dichter bij de hand neemt en hem meermaals naar een andere plaats leidt dan waar hij aanvankelijk naartoe wilde. ‘Wat er beschreven wordt zijn mediterrane planten, maar wat er tevoorschijn komt zijn gedachten over de oorlog, beelden uit een ver verleden dat nooit is verdwenen,’ schrijft Nooteboom daarover in een kort nawoord. Die gang van zaken, dat onvoorspelbare van het geheugen, sluit nauw aan bij de vergelijking die Nooteboom ooit maakte tussen de werking van de herinnering en een hond die gaat liggen waar hij wil. Ook in deze gedichten bepaalt de hond zelf waar hij gaat liggen. Die plaats is meermaals de oorlog.

‘De oorlog die altijd weer terugkwam,

een gast die iedereen kende, de kus van een mond

zonder tanden, de taal van intiem verraad die je nu

weer kon horen, de handtekening van vroeger,

 

die hij met niemand kon delen, Zijn vader

een man in een smoking op het hek van de

boulevard, zijn moeder naast deze toekomstige

dode, al gehuld in de tijd die ging komen

 

en hijzelf nog verborgen, de wereld een wolk

zonder regels, en achter zijn ouders de zee,

de waarschuw die niemand wou horen, altijd

hetzelfde, geruis als een adem naar binnen

 

die zoveel verslindt.’

Een oorlog die tachtig jaar geleden begon, toen Nooteboom zeven jaar was, en vijf jaar later eindigde blijft al die jaren voortduren in het geheugen van de dichter, wiens vader in het laatste oorlogsjaar overlijdt tijdens een Engels bombardement op Den Haag. De verwijzing naar de ‘toekomstige dode’ in bovenstaand gedicht is even feitelijk als ontroerend. Dat maakt van die dertien regels een vaarwel en een requiem.

“Afscheid” staat vol met observaties en beelden die typerend zijn voor het werk van Nooteboom, telkens geschreven in een sobere maar delicate en trefzekere taal. Lezen betekent hier niet alleen de tekst tot je nemen, overdenken en ontleden, maar ook zién. Voor Nooteboom lijkt schrijven immers al jaren het equivalent te zijn van kijken. En kijken staat in deze bundel voor vastleggen, associëren, beschouwen en dat vervolgens opschrijven. Waarbij het gedicht bepaalt of de dichter wandelt of struint. ‘Soms bedrieglijk normaal zoals de moeder / van dode soldaten, dan weer een schim naast / een wrak, het oneigenlijke kent vele / personen.’

Tijdens het schrijven van deze gedichten, slaat het virus toe en ziet Nooteboom zich verplicht te blijven waar hij is. Het reizen, zijn tweede natuur, valt stil, zoals het grootste deel van de samenleving stilvalt. De anders zo drukke straten zijn leeg en zijn oog valt op een poster hangen waarop ‘begint hier het hiernamaals’ staat te lezen, waardoor het lijkt alsof ‘de werkelijkheid zelf aan het gedicht mee wil schrijven’. Een virus en afscheid, in de meeste gevallen gaan ze onlosmakelijk samen en roepen ze herinneringen op aan eerdere scheidingen, al dan niet definitief. En hoe ouder je wordt, hoe vaker je mensen uit je leven ziet vertrekken: ‘Ik zag ze gaan, de mensen / van mijn leven, ze liepen langzaam uit mijn / en hun eigen bestaan. Ik bedacht ze zo lang / ik ze nog zag, hoorde van ver nog hun stemmen / geluiden van lucht.’

De toon is licht melancholisch, het ritme is dat van de saudade, die onbestemde mengeling van verlies, gemis, afstand en liefde. Nooteboom verliest zich daarbij niet in gemoraliseer of sentimentele bespiegelingen, hij kijkt onbevangen terug en daarna weer vooruit. Naar de plaats waar we ooit allemaal zullen aanbelanden. Waarna we voortaan alleen nog maar deel zullen uitmaken van iemands herinneringen.

‘Blind loop ik verder, een vale hond

in de kou. Hier moet het zijn,

hier neem ik afscheid van mijn zelf

en wordt dan langzaam

niemand’

 

Martin Overheul

Redacteur Boekensite Gent

 

 

prijs: 
€ 17.00