Oud papier

auteur: 
Leen Huet
ISBN nummer: 
9789002269301
uitgeverij: 
Davidsfonds
Body: 

Leen Huet - Oud papier.jpgZelden is op zo’n begeesterende manier over de liefde voor het ondergesneeuwde of vergeten boek geschreven als in de klassiek geworden essaybundel Oud papier (1998) van de Vlaamse schrijfster, kunsthistorica en filosofe Leen Huet. In tweedehandsboekhandels en antiquariaten laat ze zich leiden door het toeval, wat haar onder meer bij François-René de Chateaubriand, Marie Bashkirtseff, Sarah Bernhardt, Georges Eekhoud, Giacomo Casanova, Virginie Loveling, Selma Lagerlöf en Gustave Van de Woestyne brengt. Met gretigheid, enthousiasme en esprit brengt Huet verslag uit van haar bevindingen.

Oud papier is een aanstekelijke lofzang op de literatuur in al haar facetten, die ook bij de lezer tot een onstuitbare leeshonger kan leiden.

Elke boekenliefhebber zal het gevoel van euforie herkennen dat je hebt bij het opduikelen van een boek waar je eigenlijk niet naar zocht, maar dat op de een of andere manier om je aandacht roept en dat, door wie weet welke impuls, die aandacht ook effectief krijgt. Je staat daar in het antiquariaat, ruikt aan het boek, weegt het in je hand, bekijkt het langs alle kanten, bladert er wat in, leest een paar pagina’s en pats, je bent verkocht. Dít boek wil je absoluut hebben. Als de prijs dan ook nog eens meevalt, is de extase compleet.

In “Oud papier”, een herwerking van het boek waarvan de eerste druk in 1998 verscheen, schrijft Leen Huet over boeken die ze tijdens bezoekjes aan antiquariaten en tweedehandsboekenwinkels niet per se zocht, maar wel vond. ‘De lezer is een jager,’ schrijft ze in de inleiding van dit boek, waarbij ze verwijst naar haar grootvader die een echte jager was en een houten boshuisje had gebouwd vanwaar hij op jacht ging. ‘Hij doorkruist de landschappen van de literatuur (boekhandels, bladzijden) om henzelf, uit onbaatzuchtige genegenheid; maar zijn felste momenten komen wanneer hij een spoor vindt naar een boek dat hem, hij weet het, zal vervullen met de zwaarste, rijkste emoties – met de diepste, wildste voldoening. Een boek, kortom, dat thuishoort op de rekken van het boshuis, tussen zijn gelijken.’ Het klinkt misschien wat geëxalteerd, maar er zit een onmiskenbare kern van waarheid in. Ga als boekenliefhebber maar eens voor de spiegel staan.

Huet durft in haar essays over hoe, waar en van wie ze een bepaald boek heeft gevonden ongegeneerd enthousiast te zijn, en dat is een mooie kwaliteit in een mens. Zo is ze oprecht blij als ze de dagboeken, brieven en autobiografie van Marie Bashkirtseff (1858-1884) voor zich heeft liggen, op zich een fractie van de ruim 3000 bladzijden die deze jonggestorven vrouw heeft geschreven. Behalve schrijfster was Bashkirtseff ook een getalenteerd schilder. Werk van haar is onder meer te zien in de musea van Nice, Parijs, Charkov en Sint-Petersburg. In beide gevallen, schrijven en schilderen, gold ze als een autodidact die zoals andere autodidacten uit die tijd ‘leerde van de hand in de tand, zwalpend tussen gouvernantes, chaperonnes en privéleraren. Als er systeem in hun opleiding zat, was dat aan henzelf te danken. De resultaten waren alleszins behoorlijk, en de belangeloze, liefdevolle eruditie van de autodidacten heeft een noblesse die veel diploma’s ontberen’. 

Diezelfde opwinding toont Huet over “Kermesses” van de Franstalige Antwerpenaar Georges Eeckhoud (1854-1927), een boek dat haar vanaf de eerste zin in zijn greep heeft. Eeckhoud was een wees van gegoede afkomst ‘die er op jeugdige leeftijd met verve twee aanzienlijke erfenissen door joeg en daarna schrijver en journalist om den brode werd’. Hij schrijft boeken en verhalen die zich ophouden tussen naturalisme en streekliteratuur. Maar streekromantiek hoeft je hier niet te verwachten, de elf verhalen in “Kermesses” gaan over ‘incest en mishandeling, groepsverkrachting en wraak, moord door castratie, zelfmoord uit versmade liefde, extreme zelfopoffering, handel in organen (!), bittere wanhoop’. Ondanks die donkere thematiek krijg je als lezer zin om de verhalen van Eeckhoud te lezen, om diezelfde sensatie te ondergaan als Huet.

Net daarin zit de kracht van deze essays. Huets enthousiasme werkt aanstekelijk, haar liefde voor de boeken en de auteurs waarover ze schrijft is authentiek en eerlijk, haar blijdschap na het opvissen van een onverwachte parel werkt ontwapenend en charmerend. Wat deze bundel ook zo’n plezier om te lezen maakt, zijn de heerlijke typeringen waar je geregeld tegenaan loopt. In haar stuk over “Karel en ik” van Gustave Van de Woestyne staat het volgende: ‘Wanneer een schilder strenge, geraffineerde schilderijen maakt, is de verleiding groot om te denken dat die schilder in elke bezigheid van het dagelijks leven ook streng en geraffineerd moet zijn. Fout.’ Over Joris-Karl Huysmans, van wie ze de hagiografie van de heilige Liduina van Schiedam (ook wel Liduïna, Sint Liduina, Lidwina of Lidewij genoemd), leest: ‘Vanaf de eerste bladzijden maakt men kennis met Huysmans’ beruchte zure pessimisme – een gemoedstoestand die zijn precieuze stijl tot de hoogste hoogten kon opzwepen.’ 

“Oud papier” biedt een uitgelezen mogelijkheid om hand in hand met een bevlogen schrijfster langs antiquariaten en boekenwinkeltjes te struinen, rond te neuzen in boekenkasten, boekenkisten en kartonnen dozen, op zoek naar dat ene boek dat je eigenlijk niet zoekt maar dolgraag wil vinden. Boeken om te koesteren. Zoals dit boek.

Martin Overheul
Redacteur Boekensite Gent

prijs: 
€ 22.50